(Kumasi, Ghana, km 17329)
De koning houdt audiëntie. Hij komt in vol oornaad het paleis in, aangekondigd door trommelaars en hoornblazers. Overal zijn zwarte mannen in lange Romeins aandoende gewaden. Dit zijn de Ashanti, ooit de machtigste stam van West Afrika, rijk geworden door goud en slavenhandel (met de Nederlanders bijvoorbeeld).
De koning spreekt zelf niet. Hij neemt geschenken in ontvangst, hij luistert. Zijn raadsheer spreekt namens hem.
Deze keer is er een groep Zuidafrikanen. Zij zijn dwars door de jungle van Angola getrokken, met Landrovers, om de koning van de Ashanti een geschenk te geven: duizenden klamboes. “We hebben krokodillen getrotseerd, rivieren en oerwoud, onze auto’s zijn van de weg geraakt, maar we wilden u en dit volk dit geschenk komen brengen. Want een klamboe is een van de weinige dingen die echt helpt tegen de hier zo talrijk aanwezige malariamuggen.”
Tussen de halfblote Ashanti loopt een lange, blonde fotograaf. Het is Ilco die zich er naar binnen gekletst heeft. Natuurlijk.
Maar waar zijn al zijn vrouwen?