(Timboektoe, km 15.544, 40 graden in de schaduw)
Timboektoe, stad van zout en goud. Heilige stad, waar overal jongetjes met houten schrijfplankjes voor zich de koran zitten te reciteren. Zesenvijftig dagen duurde de tocht door de woestijn, dan was de kamelenkaravaan eindelijk bij de poort van Afrika gekomen. Het rijke Timboektoe was zowel het einde als het begin. Een magneetstad.
De weg erheen is nog steeds lastig, maar in de regentijd, drie maanden per jaar, gaat er een boot over de Niger naar toe. Twee dagen en twee nachten varen langs de oever die steeds minder groen en steeds meer woestijn wordt, voorbij de vissers en de kleine modderhutjes van de Bozo-stam. Kleine blote kindjes gillen langs de oever. Nijlpaarden zwemmen verschrikt opzij.
Op weg naar Timboektoe. Tijd om te schrijven (zie Chaia’s prachtige gedicht hieronder), te mijmeren –en om de nieuwste Harry Potter uit te lezen, die een erg aardig iemand mij per koeriersdienst heeft toegestuurd (ach, afscheid van Harry Potter…).
De wereld van Dunya
(Segou, km 14625)
De wereld van Dunya is als een toverbal. Je slaapt dan weer in de daktent, dan weer op een matrasje op de grond en dan ineens weer in een echt groot bed. Je drinkt het liefst rode limonade en je eet, net als de Afrikanen, bij voorkeur met je handen. Rijst, vis, ei, alles is lekker. Maar de grootste “lekkerheid” is ijs – zodra we dat ergens zien kopen we het voor haar.
In het Russisch, in het Arabisch, in het Swahili en zelf hier in Mali in het Bambara… bijna overal betekent Dunya “wereld” of “leven”. En de wereld van Dunya is roze van dikke big Knor, en roze van haar eigen blote buik en billen, want Dunya loopt het liefst bloot rond en op een of andere manier zijn haar (roze) schoenen altijd kwijt. Ze is dol op tekenen, maar nog meer op zwemmen. Staan we bij de Niger met onze tent, duikt Dunya als eerste de rivier in. Of anders wel in de zee, de waterval, het zwembad. “Papa, kom je mee?”
Dunya’s waterwereld is goud van de Afrikaanse zon,die haar vlashaartjes nog witter maakt.
De wereld van Dunya is een gouden stuiterbal en zij staat er middenin.
Wild
(Kayes, km 13610)
“Komen jullie uit Guinee Bissau? Daar zijn ze toch wild?” vragen ze in Senegal, waar we doorheen trekken om bij het volgende land, Mali, te komen.
Wild… De mensen lopen er half in hun blootje en leven volgens oeroude tradities. Ze kunnen amper lezen en schrijven. Wanneer wij onze tent “wild” opzetten, rukken ze ons bijna de kleren van het lijf. De kinderen gillen als Dunya ze door haar kaleidoscoop laat kijken: een toverding! En als Dunya daarna rondgaat met een doos snoepjes, vallen kinderen -en volwassenen- aan als hyena’s en binnen een paar seconden is alles op en de doos aan flarden.
Hier zijn we ook voor het eerst in Afrika bestolen en wel van iets heel ergs: Mieke, Vriendin, Annabel en Maria werden door het halfopen autoraam meegegrist. Voor wie ons heeft gevolgd: vier van de elf popjes verliezen is Bloem en Chaia’s ergste nachtmerrie en zo gedroegen ze zich dan ook (huilen, gillen) toen de diefstal werd ontdekt.
Guiné Bissau
(Jemberem, km 12454)
In de jungle van Guiné Bissau zijn geen fraaie lodges waarvandaan open jeeps in een kleine file rijden voor het perfecte fotomoment van de leeuw die een zebra opeet.
Er zijn geen bruggen door de bomen en geen bootjes langs de mangrove.
Je moet zelf op zoek. Naar de schildpadden. De nijlpaarden. De chimpansees. Of de olifanten die heen en weer lopen tussen Guinee Bissau en Guinee.
De beste gidsen zijn hier de onderzoekers van de vele natuurparken – als ze tijd hebben- en verder moet je bereid zijn lang en ruig te reizen.
De dag dat de vrouwen van Bubaque dansten
(Arquipelago dos Bijagos, Guinee Bissau) Toen de nieuwe veerboot in gebruik werd genomen hadden de bewoners van alle eilanden zich verzameld voor de eerste aankomst. De vorige veerboot had het maar een dag volgehouden, dus nu was er, jaren later, reden voor feest. De vrouwen van Bubaque dansten in hun raffiarokjes met hun billen naar achteren en maakten de verwachte toestroom van toeristen belachelijk door te zwaaien met mobiele telefoons en te doen alsof ze van alles foto’s maakten. Van een afstandje keken de kapiteins van de houten roeibootjes toe hoe de nieuwe boot er niet in slaagde om aan te leggen. Vijf, zes, zeven keer moest het schip heen en weer varen, touwen vielen in het water en de Portugese bemanning schreeuwde. Toen konden eindelijk de eerste toeristen aan land: een witte familie die een klein kind bij zich had met sterrenkleurig haar, dat met ernstige ogen keek naar de vrouwen van Bubaque die nu voor haar dansten en in hun borsten knepen.
Op de kade floepte de streng met feestverlichting aan en het begon sterk te ruiken naar geroosterde vis. De Portugese kapitein glunderde naar de vrouw van de Amerikaanse hulporganisatie en zette de motor van het schip uit. Toen begon het te regenen.
Jungle lady
(Bissau, km 11.302)
In Guinee Bissau is overal oerwoud. Veel daarvan is Heilig Bos, waar geesten huizen en oude rituelen worden voltrokken.
Daar zouden we gaan kamperen.
Algauw sloot het bos zich om ons heen. Het is een oerwoud dat je opslokt, niet alleen hoog, maar ook juist heel laag begroeid met varens en struiken. Daar werkten we ons met de Landrover over een nauw paadje. Zand, blubber, kuilen, boomwortels. Af en toe hingen we helemaal scheef, takken en palmbladeren striemden de auto – die het overigens geweldig deed. Net als Dunya trouwens, die nu definitief over haar hobbelwegen-angst heen is, gelukkig.
Ik stifte mijn lippen en Ilco keek verbijsterd opzij: “Gaat ze het oerwoud in en wat doet ze…” Maar dat moest. Want we hadden net twee dagen in een klein dorpje gestaan, tussen de vissers, de voetballertjes en de varkens. Geen water, geen licht, reuze puur. Maar als je daar dan een buikgriepje krijgt, voel je je ineens wel erg vies en zweterig. En als dan de wc-situatie iets is als: zoek maar een plekje tussen de vissers, de voetballertjes en de varkens… precies, dan wordt die lippenstift ineens het laatste, onontbeerlijke teken van beschaving.
Drie nachten in de Casamance
(Cap Skiring, km 10830)
“En ik was een man toen de zon weer opkwam…”
We zitten op een eiland, tussen twee armen van de Casamancerivier. Het is avond, de meisjes slapen.
Ik denk aan mijn nieuwste boek. Daarin speelt een Diola intitiatieceremonie, die van jongens mannen maakt. Ze gaan een paar nachten het Geheime Bos in en daarna zijn ze volwassen. Zo’n ceremonie komt per dorp maar eens in de twintig jaar voor. En precies nu vindt zo’n initiatie plaats, in een verscholen dorpje aan de andere kant van het water. Wat zou ik er graag even kijken… maar dat kan niet, het is supergeheim.
Ilco en ik staren over het water waarin honderden sterren weerspiegelen. Er is geen maan.
En dan gebeurt het. De geluiden. Het water draagt ze naar ons toe, helemaal vanuit de andere kant van het Geheime Bos. Alsof we er middenin staan. Het bong-bong-bonbong van de tamtam die het verhaal vertelt van de jongens die vannacht man worden. Het geloei van de koeien die geofferd gaan worden. Gegil en geknal van vuurwerk En het zingen. Woest gebral, als van voetbalsupporters na een finale. Maar ook ineens hoog en etherisch, toverachtig mooi. En steeds weerklinkt de tamtam, de hele nacht door.
Mango en mangrove
(Ziguinchor, km 10801) Bericht uit de tropen.
Denk: hybiscus, palmbomen, rijstvelden, mangrove. Vogels. Douchen in de “bush douche” (door Dunya, een beetje sinister, “butcher douche” genoemd): een emmer water uit de put halen en over je heen scheppen. En alles is reusachtig: de mango’s(model rugbybal), de mieren en de kakkerlakken, zelfs de ratten (ooit een rat gezien zo groot als een poes?)
We slapen onder de beschermende armen van de kapokboom en de nacht is vol met dromen. Ik denk dat het door die boom komt, Ilco wijdt het aan de samenstelling van de lucht. Iets met ozon.
Er is een geweldig jeugdboek – Aan de bal, van Lineke Dijkzeul – over een Afrikaans voetballertje, dat voor onze ogen tot leven komt. De oude mannen onder de baobab, de vrouwen die in grote vijzels de ongepelde rijst stampen, het blote voeten voetbal, de palmwijn die iedereen drinkt.
De dorpschef is vlakbij ons komen slapen om ons te beschermen. Zijn nicht kookt rijst met vis voor ons.
Cocktails en kroketten
(Kololi, km 10493)
“Koffie?” vraagt de nachtwacht van het kleine hotelletje. Het is vroeg in de ochtend, de zon is nog fris en vanuit zee waait een lief windje. Duiven koeren en parkieten zingen in de kokospalmen. Ilco slaapt nog en Dunya speelt rustig in het zand dat nu nog koel is.
Ik klap mijn computer open. Ik begin te schrijven.
De ene helft van Gambia is arm, bossig en vol vogels en via rode zandweggetjes verbonden met de andere helft, de strandkant. Die helft is van de toeristen en via het perfecte asfalt kan je hun routes volgen: strand, bank, disco.
Denk niet dat wij alleen maar in de bush zijn. Het is minstens zo fijn om weer eens een biefstuk te eten – om een elektrotechnicus aan de reserve-accu te laten sleutelen – om een echte supermarkt te bezoeken – een nieuw badpakje voor Dunya te kopen (het oude was zo versleten dat ik het elke avond ouderwets zat te stoppen) – geld te pinnen, te mailen, de computers op te laden – het huiswerk van de wereldschool op te sturen – en om een geweldige hybiscus-apenbroodcocktail te drinken.
Zelfs het broodje kroket bij restaurant “Dutch whale” is nu een hoogtepunt.
Van baobabs en leeuwendansers
(Sokuta, Gambia, km 10471)
We slapen onder een baobab. Hij lijkt nog het meest op de Enten uit de Lord of the rings-films. Levende bomen.
De vlakte om ons heen is leeg en stil. Bergjes van zout, iets verderop het water. Een paar krekels zingen alleen voor ons.
In de verte klinken trommels, er is feest in het dichtstbijzijnde dorp, zoals zo vaak. De griot, de verhalenverteller, slaat op de tamtam. Bombombom. Ilco en ik dansen onder de baoboab.
Ze zeggen dat een vertoornde god de baobabs in een ver verleden woedend uitrukte en ondersteboven terug smeet, de takken boven ons zijn dus eigenlijk de wortels.
Ze zeggen ook dat onder baobabs vroeger de griots werden begraven en dat hebben we zelf gezien: de schedels rolden er nog uit. Elk dorp heeft wel zijn eigen, speciale baobab die heilig is. Daar komt de priesteres om geitenbloed te offeren. Ze gooit het zo de holte van de boom in, terwijl ook de dorpelingen dansen onder de boom.
Overdag zien we oude vrouwtjes langs de weg met apenbroodpasta (van de baoboab dus), die je op je huid kan smeren als je ergens een infectie hebt.
Maar Bloem en Chaia zijn vooral dol op de baobab omdat je er zo goed in kunt klimmen. Er is hier zelfs een klimpark dat Accrobaobab heet waar je langs lange lijnen van boom naar boom roetsjt.
Laatste reacties