(Nouakchott)
Ik adem zand.
Het is nu zo heet in de woestijn… Wel vijfenveertig graden in de schaduw. Onze huid wordt ruw en barst. Van echte hitte smelt je niet, je wordt stof. Net zoals de zandstormen die we voorbij zagen razen en die alles wit kleuren, als sneeuw.
Alleen voor half elf en na half zes kan je in de zon zijn , bijvoorbeeld om een kamelentocht te maken. Daarom zijn we van oase naar oase getrokken. En daar hingen we dan onder de dadelpalmen, net als de nomaden zelf. In sommige oases waan je je in de tropen, je kunt er zwemmen in tinkelende watervalletjes onder een dak van palmbladeren.
We sliepen een keer helemaal alleen in de golvende zandwoestijn aan de voet van een duin die zo hoog was dat de sterren s nachts gewoon naar beneden tuimelden. We lagen op onze rug in het zand en later zagen we de maan opkomen.
En we aten macaroni met kameel, rijst met kameel, pasta met kameel, couscous met kameel… Vullend, dat wel.
Dit is Afrika.
Bloem tien jaar
(Atar)
Komen jullie op Bloems verjaardag?
Je rijdt gewoon in Mauretanie de woestijn in, er is maar een weg. Als die weg na een paar uur plotseling ophoudt, ben je bij een klein stoffig dorpje. Inmiddels is het vreselijk heet, veertig graden in de schaduw, dus je bent blij als er aan het einde van dat dorpje een soort oase opdoemt. De vloer is er van zand en er scharrelen kippen rond. Er staan bomen, die ze kini-bomen noemen en die groot en schaduwrijk zijn en vol witte bloesem. Overal ruik je de bedwelmende geur. Je hoort de duiven koeren en iets verderop zingen de kinderen van de plaatselijke school. s Avonds is er altijd wel ergens in de verte een feestje.
Er zijn kleine hutjes, maar wij slapen in de berbertent. Als je wilt, mag je ook gewoon op de grond slapen (er liggen overal matrasjes), of in de hangmat. Bloem en Chaia hebben er vannacht op het dak van een huisje geslapen en zo werd Bloem tien. Kijk, daar loopt ze, onze grote dochter. Ze is lang en bruin in haar bikinibroekje en ze heeft haar haren vanmorgen in een losse staart gebonden. Flowerpower-girl, noemt Chaia haar en dat klopt precies. Om haar bord stonden vanmorgen de elf popjes waar zij en Chaia elke dag mee spelen. Die popjes hebben zelfgemaakte bezemstelen omdat ze op een toverschool zitten. En omdat we nu eenmaal in een islamitisch land zijn, heeft Bloem voor allemaal een hoofddoekje geknipt. Natuurlijk gaven de popjes Bloem ook een kadootje.
Insha’allah
(Nouakchott)
De dokter komt zo insha’allah (als God het wil).
Wij vinden wel nieuwe auto-onderdelen insha’allah.
Er is heus wel een Western Union open insha’allah.
Uw visumverlenging is vanmiddag klaar insha’allah….
Zen & de kunst van het wachten. En heimwee… naar koninginnendag in Durgerdam en de terrasjes van Amsterdam. Want Nouakchott, de hoofdstad van Mauretanie, staat nu niet bepaald bovenaan het lijstje van favoriete stedentrips. Geen boulevard, geen park, geen terras, geen museum, geen geldautomaat (maar ook niks om je geld aan uit te geven). De stad bestaat grotendeels uit zandstraten vol hobbels en kuilen waar de mensen leven tussen hun eigen afval. Alles is in opbouw (of afbouw) en de enige reden voor het ontbreken van een krottenwijk, is dat de stad zelf een grote krottenwijk is. Iedereen poept en plast maar in het rond en de stank is bij vlagen onverdraaglijk. De paar sneue expats die hier zijn terechtgekomen hangen dus met z’n allen rond het (enige) zwembad van het hotel waar wij nu ook verblijven. Zachte bedden voor onze gekeneusde lijven!
Lees verderAuto op zijn kop
O nee, daar gaan we.
De auto draait en draait. Naar links, naar rechts. Klabeng, ondersteboven.
Dan een enorme klap waarna alles ophoudt.
Benzine. Bloed. Ik leef nog. Waar zijn de meisjes?
Ik zie Chaia, ze klautert over mij heen door het raam de auto uit. Bloem wil niet, de koelkast is op haar terechtgekomen. Iemand trekt haar door het dakraam naar buiten.
Waar is Dunya? WAAR IS DUNYA?
Hier is ze al, zegt iemand. Ik kruip naar buiten, als een beest over de grond. Op mijn hoofd het grote boek van Polleke waar Bloem net nog in zat te lezen, ik merk het niet.
Dunya huilt, ze zit onder het bloed. Blijkbaar is ze door het open raam de auto uitgeschoten. Ik trek haar op mijn schoot. Stil maar, alles komt goed.
Bloem ligt, ze wil niet opstaan. “Mijn rug, mama, mijn rug.” Stil maar.
Verderop schreeuwt Ilco wanhopig tegen de chauffeur die dit alles op zijn geweten heeft. Ik hoor hem steeds opnieuw roepen: “Pourquoi, monsieur, pourquoi si vite?” Stil maar.
Iemand gaat hulp halen. “Het ziekenhuis,” zeg ik, “vlug.”
Tijdens het wachten sjouwen Chaia en Ilco het hoogstnoodzakelijke uit de auto, die als een omgevallen tor op zijn rug ligt. Paspoorten, geld, autopapieren, de lievelingspopjes van de meisjes, de satelliettelefoon, de ipod.
Een mantra komt op in mijn hoofd. “We leven, we slaan ons hier wel doorheen, we zijn een sterke familie.”
Steeds herhaal ik die woorden tegen Dunya en Bloem. We leven, we slaan ons hier wel doorheen, we zijn een sterke familie.
En die hele lange, lange driehonderd kilometer naar de hoofdstad blijf ik dat maar herhalen.
De oversteek
(Nouahdibou, km 8570)
We hebben het gehaald!
Bijna tweeduizend kilometer door de Sahara, voorbij de Kreeftskeerkring. Het was een lange tocht. Eenzaam maar mooi. Soms was het net alsof we op de maan reden, dan weer was alles van zout en verderop stond de woestijn ineens in bloei, vol paars en geel. Hele stukken reden we vlak langs de zee, waar scheepswrakken dreven. Los van deze spookschepen herinnerde alleen een spoor van oude autobanden langs de weg, geknapt door de hitte, aan eerdere reizigers die deze tocht hebben gemaakt.
Wel was er overal politie. “Computers weg,” riepen Ilco en ik steeds als er weer uit het niets een controlepost opdook. “En Dunya, schattig kijken.”
Want dat helpt, hebben we ontdekt. Ajax – een sticker met Salam (vrede) – en Dunya. Zelfs de meest norse politieman smelt voor haar. Eentje vroeg zelfs verlegen of hij een foto van haar mocht maken “voor mijn zoontje”.
En op het heetst van de dag aten we kip in stoffige woestijnstadjes, met Al Jazira op de tv.
Allemachtig prachtig
(Midleft, km 7665)
In de woestijn is het altijd warm, ook als het waait.
Het is er altijd stil, ook als er iemand praat.
En ‘s nachts regent het sterren.
We gingen een nieuwe zandwoestijn in, deze keer met de auto en een gids. Voor de route en voor de auto. Maar al heel gauw zei Mohammed dat hij niets van auto’s wist. “Wel van kamelen. Ik kan een babykameel opvoeden en tam maken.”
Sindsdien willen de meisjes natuurlijk een babykameel hebben. Maar de auto liep wel vast in het rulle zand. Gelukkig kwamen de berbervriendjes van Mohammed ons helpen graven. Het enige jammere was dat ze daarna alle paaseitjes (echte, helemaal uit Nederland) van de kinderen opaten…
Tea in the Sahara
(Zagora, km 6612)
Zandkastelen in hetzelfde terracotta als de bergen, oases met palmbomen. En plotseling overal jeeps, net als wij, met rijplaten en kisten bovenop en extra tanks benzine.
We willen naar de zandwoestijn, de duinen die Erg Chebbi heten (spreek dit hardop uit) want daar schijnt het zo prachtig te zijn, de Sahara op haar best.
Maar ineens stopt de weg. In de verte zien we andere jeeps over de steenwoestijn (de “zwarte woestijn”) crossen, dus de richting lijkt goed. We gaan door.
Het is laat in de middag, een zandstorm steekt op. Uit het niets verschijnt een man met een tulband die zich aanbiedt als gids. Niet doen, schrik ik. Prima, zegt Ilco.
De man stapt in.
De prinses van Blauw
(Fez, km 5510)
Er was eens, heel lang geleden, in de tijd van kalief Haroen Al Rachid, een sultansdochter die woonde in Marokko. Deze prinses had alles wat haar hartje begeerde, zoals dat vaker het geval is bij prinsessen. Maar toch was ze soms een beetje treurig. Als het zonnig was, begon ze vreselijk te verlangen naar de frisheid van een winterse bui. En als het drie dagen regende dacht ze alleen nog maar aan zon. Na een dag spelen met haar dienares wilde ze graag alleen zijn. En als ze dan weer een tijdje alleen was geweest, voelde ze zich zo vreselijk eenzaam dat ze gauw weer op zoek ging naar haar dienares.
“Het is dat blauwe gevoel weer, Melika,” verzuchtte de prinses.
“Het blauwe gevoel van binnen,” knikte haar dienares, die altijd vrolijk was en soms niet – en die zeker nooit iets voelde dat je blauw zou kunnen noemen. Maar ze hield veel van haar prinses en verwende haar op zulke momenten maar eens extra met couscous, harira en tajine. Totdat de prinses na een paar dagen haar tajineschaal ongeopend opzij schoof en zei dat ze zo´n onvoorstelbare trek had in een broodje pindakaas.
The Sheltering Sky
(Tanger, km 5008)
“Vijf retourtickets,” noteert het meisje van de boot, “en een auto.”
Nee, enkele reis.
Ze kijkt op, heel even maar.
“Vijf enkele reis. En een auto.”
Binnen drie kwartier ben je in Marokko.
Mannetjes. Formulieren. Nog meer mannetjes. Nog meer formulieren. Stempels. En of Ilco even mee wil komen naar de politie. Die vervolgens vraagt of hij niet een kleine bijdrage voor hem heeft.
“Ik heb nog niet gewisseld,”zegt Ilco.
“O,” zegt de politie, “nou, dan is hier een man die u kan helpen aan een hotel.”
“We hebben al een hotel,” zegt Ilco.
“O,” zegt de politie weer.
Ilco geeft een paar euro.
En toen reden we eindelijk Tanger binnen.
Na Sevilla
(Cádiz, km 4530)
Sevilla 1:
In het stierenvechtersstadion hangen de afgehakte koppen van de allermoedigste stieren als trofee aan de wand. Eentje van hen is een koe. Toen de beroemde stierenvechter Mateo in deze arena werd gedood in een verpletterende laatste omhelzing die zowel aan toreador als stier het leven kostte, gingen de wanhopige vrienden van Mateo op zoek naar de moeder van deze superstier – die ze vervolgens doodden opdat zij nooit meer zo een zoon zou krijgen.
Chaia: “Dood? DOOD? Dus die stieren worden elke keer dood gemaakt?”
Bloem: “Die stier daar kijkt echt heel erg geschrokken.”
Chaia: “Wat een rotplek. Ik moet er bijna van huilen.”
Sevilla 2:
Bloem: “Papa, mag ik ook zulke flamencoschoenen?”
Chaia: “Ik hoef vier maanden geen zakgeld als ik zo’n jurk krijg.”
Ilco: “Anna, wil jij niet zo’n omslagdoek?”
Sevilla 3:
Een stad om verliefd in te zijn. Avonden zonder einde. Tapas eten in bars waar de hammen aan het plafond hangen en de rioja hoog opgetast staat langs de muren. In andere bars dansen de jonge flamencodansers, net afgestudeerd aan de flamencoschool, toch al heel doorleefd en gevoelvol de sterren van de hemel. De straten en pleinen van de oude stad zoemen tot diep in de nacht van alle mensen. Studenten, kinderen, dametjes die net van de kerk komen of er net naar toe gaan (zelfs de kerken blijven hier de hele nacht open, lijkt wel), collega’s, geliefden – zowel oude geliefden als zij die het deze avond zullen worden.
Laatste reacties