(Arquipelago dos Bijagos, Guinee Bissau) Toen de nieuwe veerboot in gebruik werd genomen hadden de bewoners van alle eilanden zich verzameld voor de eerste aankomst. De vorige veerboot had het maar een dag volgehouden, dus nu was er, jaren later, reden voor feest. De vrouwen van Bubaque dansten in hun raffiarokjes met hun billen naar achteren en maakten de verwachte toestroom van toeristen belachelijk door te zwaaien met mobiele telefoons en te doen alsof ze van alles foto’s maakten. Van een afstandje keken de kapiteins van de houten roeibootjes toe hoe de nieuwe boot er niet in slaagde om aan te leggen. Vijf, zes, zeven keer moest het schip heen en weer varen, touwen vielen in het water en de Portugese bemanning schreeuwde. Toen konden eindelijk de eerste toeristen aan land: een witte familie die een klein kind bij zich had met sterrenkleurig haar, dat met ernstige ogen keek naar de vrouwen van Bubaque die nu voor haar dansten en in hun borsten knepen.
Op de kade floepte de streng met feestverlichting aan en het begon sterk te ruiken naar geroosterde vis. De Portugese kapitein glunderde naar de vrouw van de Amerikaanse hulporganisatie en zette de motor van het schip uit. Toen begon het te regenen.
Jungle lady
(Bissau, km 11.302)
In Guinee Bissau is overal oerwoud. Veel daarvan is Heilig Bos, waar geesten huizen en oude rituelen worden voltrokken.
Daar zouden we gaan kamperen.
Algauw sloot het bos zich om ons heen. Het is een oerwoud dat je opslokt, niet alleen hoog, maar ook juist heel laag begroeid met varens en struiken. Daar werkten we ons met de Landrover over een nauw paadje. Zand, blubber, kuilen, boomwortels. Af en toe hingen we helemaal scheef, takken en palmbladeren striemden de auto – die het overigens geweldig deed. Net als Dunya trouwens, die nu definitief over haar hobbelwegen-angst heen is, gelukkig.
Ik stifte mijn lippen en Ilco keek verbijsterd opzij: “Gaat ze het oerwoud in en wat doet ze…” Maar dat moest. Want we hadden net twee dagen in een klein dorpje gestaan, tussen de vissers, de voetballertjes en de varkens. Geen water, geen licht, reuze puur. Maar als je daar dan een buikgriepje krijgt, voel je je ineens wel erg vies en zweterig. En als dan de wc-situatie iets is als: zoek maar een plekje tussen de vissers, de voetballertjes en de varkens… precies, dan wordt die lippenstift ineens het laatste, onontbeerlijke teken van beschaving.
Drie nachten in de Casamance
(Cap Skiring, km 10830)
“En ik was een man toen de zon weer opkwam…”
We zitten op een eiland, tussen twee armen van de Casamancerivier. Het is avond, de meisjes slapen.
Ik denk aan mijn nieuwste boek. Daarin speelt een Diola intitiatieceremonie, die van jongens mannen maakt. Ze gaan een paar nachten het Geheime Bos in en daarna zijn ze volwassen. Zo’n ceremonie komt per dorp maar eens in de twintig jaar voor. En precies nu vindt zo’n initiatie plaats, in een verscholen dorpje aan de andere kant van het water. Wat zou ik er graag even kijken… maar dat kan niet, het is supergeheim.
Ilco en ik staren over het water waarin honderden sterren weerspiegelen. Er is geen maan.
En dan gebeurt het. De geluiden. Het water draagt ze naar ons toe, helemaal vanuit de andere kant van het Geheime Bos. Alsof we er middenin staan. Het bong-bong-bonbong van de tamtam die het verhaal vertelt van de jongens die vannacht man worden. Het geloei van de koeien die geofferd gaan worden. Gegil en geknal van vuurwerk En het zingen. Woest gebral, als van voetbalsupporters na een finale. Maar ook ineens hoog en etherisch, toverachtig mooi. En steeds weerklinkt de tamtam, de hele nacht door.
Mango en mangrove
(Ziguinchor, km 10801) Bericht uit de tropen.
Denk: hybiscus, palmbomen, rijstvelden, mangrove. Vogels. Douchen in de “bush douche” (door Dunya, een beetje sinister, “butcher douche” genoemd): een emmer water uit de put halen en over je heen scheppen. En alles is reusachtig: de mango’s(model rugbybal), de mieren en de kakkerlakken, zelfs de ratten (ooit een rat gezien zo groot als een poes?)
We slapen onder de beschermende armen van de kapokboom en de nacht is vol met dromen. Ik denk dat het door die boom komt, Ilco wijdt het aan de samenstelling van de lucht. Iets met ozon.
Er is een geweldig jeugdboek – Aan de bal, van Lineke Dijkzeul – over een Afrikaans voetballertje, dat voor onze ogen tot leven komt. De oude mannen onder de baobab, de vrouwen die in grote vijzels de ongepelde rijst stampen, het blote voeten voetbal, de palmwijn die iedereen drinkt.
De dorpschef is vlakbij ons komen slapen om ons te beschermen. Zijn nicht kookt rijst met vis voor ons.
Cocktails en kroketten
(Kololi, km 10493)
“Koffie?” vraagt de nachtwacht van het kleine hotelletje. Het is vroeg in de ochtend, de zon is nog fris en vanuit zee waait een lief windje. Duiven koeren en parkieten zingen in de kokospalmen. Ilco slaapt nog en Dunya speelt rustig in het zand dat nu nog koel is.
Ik klap mijn computer open. Ik begin te schrijven.
De ene helft van Gambia is arm, bossig en vol vogels en via rode zandweggetjes verbonden met de andere helft, de strandkant. Die helft is van de toeristen en via het perfecte asfalt kan je hun routes volgen: strand, bank, disco.
Denk niet dat wij alleen maar in de bush zijn. Het is minstens zo fijn om weer eens een biefstuk te eten – om een elektrotechnicus aan de reserve-accu te laten sleutelen – om een echte supermarkt te bezoeken – een nieuw badpakje voor Dunya te kopen (het oude was zo versleten dat ik het elke avond ouderwets zat te stoppen) – geld te pinnen, te mailen, de computers op te laden – het huiswerk van de wereldschool op te sturen – en om een geweldige hybiscus-apenbroodcocktail te drinken.
Zelfs het broodje kroket bij restaurant “Dutch whale” is nu een hoogtepunt.
Van baobabs en leeuwendansers
(Sokuta, Gambia, km 10471)
We slapen onder een baobab. Hij lijkt nog het meest op de Enten uit de Lord of the rings-films. Levende bomen.
De vlakte om ons heen is leeg en stil. Bergjes van zout, iets verderop het water. Een paar krekels zingen alleen voor ons.
In de verte klinken trommels, er is feest in het dichtstbijzijnde dorp, zoals zo vaak. De griot, de verhalenverteller, slaat op de tamtam. Bombombom. Ilco en ik dansen onder de baoboab.
Ze zeggen dat een vertoornde god de baobabs in een ver verleden woedend uitrukte en ondersteboven terug smeet, de takken boven ons zijn dus eigenlijk de wortels.
Ze zeggen ook dat onder baobabs vroeger de griots werden begraven en dat hebben we zelf gezien: de schedels rolden er nog uit. Elk dorp heeft wel zijn eigen, speciale baobab die heilig is. Daar komt de priesteres om geitenbloed te offeren. Ze gooit het zo de holte van de boom in, terwijl ook de dorpelingen dansen onder de boom.
Overdag zien we oude vrouwtjes langs de weg met apenbroodpasta (van de baoboab dus), die je op je huid kan smeren als je ergens een infectie hebt.
Maar Bloem en Chaia zijn vooral dol op de baobab omdat je er zo goed in kunt klimmen. Er is hier zelfs een klimpark dat Accrobaobab heet waar je langs lange lijnen van boom naar boom roetsjt.
Zwetende negers
(Toubab Dialo, km 9860) Ik zit zoals elke ochtend te schrijven op een klif met onder mij de zee. Om mij heen klinken de trommels van de djembeschool: de hele dag door steeds andere meeslepende ritmes. Iets verderop zit een beroemde dansschool: l`ècole des sables.
Het is bijna regentijd, maar nog net niet. We eten ons suf aan de mango`s die uit alle bomen rollen. De vis komt hier met bananenchutney of gestoofd in cocossaus met gember. Er is weer wijn – en niet eens zulke slechte. Bloem krijgt djembe-les. Samen met haar vader en zusjes klautert ze in reusachtige baobab-bomen of ze laten zich door de reuzengolven omver gooien. We hebben zelfs onze eerste mini-safari gedaan en stonden meteen oog in oog met vier vriendelijke giraffen. Er waren ook slapende zwarte neushoorns, dichterbij dan ik ze in Afrika ooit heb gezien.
Senegal!
(Saint Louis, km 9546)
We horen weer vogels! De straten zijn zonder afval en de auto’s lijken weer op auto’s in plaats van oud roest. En de busjes zijn vrolijk geschilderd in rastafari-kleuren en er is weer fruit dat niet verrot is en er zijn restaurantjes en de mensen zijn vrolijk en de vrouwen zijn elegant gekleed… Senegal!
De auto is zwarter en stoerder dan ooit en alleen een echte kenner ziet dat hij is opgebouwd uit drie verschillende generaties Landrover. We staan in een natuurpark aan de voet van een rivier en aan de zee, dus de meisjes zijn de hele dag op pad (Dunya: “Wat is verkenning?”) We slapen weer in de daktent!
Het monster dat Mauretantie heet wilde ons bijna niet loslaten. Vergeet de Bermuda-driehoek, het is Mauretanië dat argeloze reizigers opslokt. Nog op de dag van vertrek werden we door de garage tegengehouden; de Nederlandse banken maken kennelijk niet graag geld over naar het monster. Het duurde zo lang dat we uiteindelijk met een volgeladen auto terug moesten rijden naar het hotel waar we net feestelijk waren uitgezwaaid. De volgende dag opnieuw vertrokken. Na een uur (we waren in ieder geval Nouakchott uit) sprongen diverse waarschuwingslichten op rood. Er bleek een speciaal soort schroef verbogen. Dat betekende op zoek naar een schroef in de savanne, een Afrikaanse variatie op de speld in de hooiberg.
Maar nu zijn we dan toch in Senegal, eindelijk!
Tijd
(Nouakchott) “Jullie doden de tijd.” Dat zegt Momo in het boek Momo en de Tijdspaarders. In dat boek is een heel leger van enge mannen bezig de mensen hun tijd af te nemen zodat iedereen steeds gehaaster wordt.
Bij ons in Mauretanie is het omgekeerde aan de hand. We krijgen steeds meer tijd, zonder er ook maar iets voor te doen. De reparatie van de auto duurt nog steeds voort.
“Ik wil korting,” zegt Ilco tegen de man van de auto-onderdelenwinkel, “want dankzij jou hebben we nog weer een week vertraging.” De man van de winkel kijkt hem verbijsterd aan en een Mauretaanse vriend zegt later: “Tijd is hier totaal onbelangrijk. Dingen duren zolang ze duren. Als dat langer is dan je dacht….. inch`Allah. En met geld heeft dat al helemaal niets te maken.”
Ik dood de tijd, zegt de Nederlander. Maar de Afrikaan zegt: uiteindelijk doodt de tijd jou.
Wereldschool
(Nouakchott)
Dit is nu ons Mauretaanse leven:
We wonen in een auberge en er trekken allerlei gehaaste reizigers aan ons voorbij, op weg naar Senegal en Mali, of alweer terug naar Europa. Voor onszelf rijgen de dagen zich aaneen als een snoer van onopvallende kralen. Af en toe zit daar een pareltje tussen:
– Ilco duikt bij het glamourloze strand door de golven met duizenden glibberige sardinen.
– Bloem en Chaia hebben voor het eerst echt vriendinnen die bij ons komen spelen en eten. Ze zijn Afrikaans en hebben mooie namen als Fatma, Tatouche en Nanouche; ineens leren onze dochters Frans.
– Dunya speelt eindeloos met een autootje “en de kindjes gingen over een hobbelweg en ze vielen niet om”.
– Ikzelf begin te fantaseren over een nieuw boek. Heel inspirerend is de bibliotheek van het centre culturel francais, weer een soort oase maar dan anders: voor het eerst sinds tijden weer boeken, schilderijen en films om me heen.
En elke dag zien we langzaam, heeeeeeel langzaam, de auto weer opgebouwd worden. Nog een week, hopelijk…..
Laatste reacties