Op een gegeven moment was mijn hele huis ingenomen door de herberg.
De tafel stond tegen de muur, de hele grond lag vol schalen met gesmeerde broodjes. In alle stopcontacten mobieltjes die niet van ons waren. Er lagen vreemde jassen en tassen, kratten vol servies, er scharrelde een oud mannetje rond die steeds aan me vroeg hoe het met me was en een oud joods vrouwtje dat denk ik een niet-in-de-oorlog- omgekomen surrogaatdochter in me zag (maar dat kan mijn fantasie zijn). In mijn keuken een soort matrone die alles poetste en toen ik even vluchtte naar de slaapkamer was die een linnenkamer met overal bergen beddengoed voor de suite die de hele week verhuurd is.
Duizend broodjes
Uren vantevoren zaten ze al te wachten op de gehuurde stoeltjes, de mensen die bij ons Sail In kwamen kijken. De lunch met duizend broodjes was een welkome afleiding – en ze aten ze dan ook allemaal op. Tweehonderdvijftig mensen, vijfentwintig man personeel, twee bars met twee taps, vrieskisten vol ijsjes, het was allemaal super strak georganiseerd. Natuurlijk had ik het uitgebreide productieboek van Ilco doorgelezen, maar ik was toch steeds opnieuw verbijsterd.
Het hele IJ was onzichtbaar van de bootjes. En toen kwamen ze dus eindelijk, de tall ships. Ze hadden muziekjes terwijl ze aan ons voorbij trokken, filmische muzak, het leek net de Efteling. Ik had sowieso dat Eftelinggevoel: iets dat heel leuk en feestelijk is maar ook geconstrueerd en dat het lijkt alsof iedereen het beter snapt dan jij, of nou ja dan ik. Het was ook nog Dunya’s verjaardag én haar en Chaia’s eerste schooldag en op een of andere manier zat dat veel meer in mijn hoofd. Zodat ik pas rustig werd toen ik ze allebei weer thuis had en ik een beetje naar ze kon kijken terwijl ze honderduit kletsten met vriendinnen.
Er was nog een barbecue maar die hadden we uitbesteed en vuurwerk dat net iets te ver weg was. En terwijl allemaal mannen nog tot diep in de nacht de gehuurde tafels, stoelen en bars aan het inladen waren, glipte ik naar bed met duizend boodschappenlijstjes. De komende dagen zullen nog wel heel erg druk worden. Terwijl ik daar liep, galmden de mooie woorden van Bloem in mijn hoofd: ‘Als ik s nachts door het huis loop, heb ik altijd het het gevoel dat het zijn adem inhoudt voor een volgende dag.’