Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode aan het uitkijken

Dag mijn lieve moesje, dahag. En nog een keer dag. En nog een allerlaatste keer, ja ik zwaai nog steeds.
Dag lieve dochters, snelle fietsers, nee niet erg dat jullie niet omkijken.
Dag blije slaapgasten, fijne vriendinnen, lieve gehaaste man in auto, stay safe…

Ik hou van een huis met een raam waardoor je mensen kunt nakijken tot ze heel ver weg zijn. Dat miste ik in het hermetische kasteeltje van onze cortijo. Nu kan het weer!

Vrouwtje

Er is in de suite na een beeldentuin een beeldje achtergebleven. Het is mijn eigen vrouwtje van Stavoren en ik hoop stiekem dat de kunstenares haar nog heel lang hier laat staan. Zoals dit wulpse wijffie staat uit te kijken over het IJ, te wachten, te hopen…
Ik snap haar zo goed. Is er een naam voor dit gevoel? Melancholisch turen, nakijken – maar ook uitkijken.
Dat deed ik al in Durgerdam, toen de oudste twee nog piepklein waren. Na weer een lange dag aan de dijk kwam ’s avonds hun vader thuis van zijn werk. Vaak te laat, want heel erg druk. Toch had ik altijd het eten op tijd klaar. En dan gingen we staan uitkijken voor het raam, mijn dochters en ik. Ik herinner me het nog feilloos hoe ik daar stond in de fijne lichte warmte en etensgeuren te hopen om elk moment de vertrouwde gele koplampen van de Snoek aan te zien komen. Mijn oudste weet het ook nog. Ik had haar dan op mijn heup getild en we keken samen, ondertussen zachtjes een mantra zingend: ‘Papa… waar ben je… we missen je… we hebben honger… papa…’  Eindeloos.

Kushandjes

Ik denk dat ik het van mijn moeder heb geleerd. Hoe zij omkijkt als ze bij mijn huisje weg kaggelt, is bijna een grap. Na elke drie stappen checkt ze of ik er nog sta. En dan draait ze zich om om te zwaaien. Of kushandjes te sturen. Meestal ben ik blij als mijn moeder haar jas aantrekt omdat ik dan weer rustig verder kan schrijven, ze komt nog steeds heel vaak. Maar als ik haar dan zo weg zie gaan, ben ik me er pijnlijk van bewust dat het altijd weer de laatste keer kan zijn.
Nakijken is het ultieme loslaten, afscheid nemen. Elke ochtend als ik mijn meisjes zie wegfietsen doe ik een klein gebedje. Want de stad is wild en gevaarlijk en ze rijden als gekken. Zover mijn liefde reikt stuur ik hem in golven achter ze aan.
Totdat ik ze niet meer zie. Dan draai ik me om en ga verder.

3 reacties op “Ode aan het uitkijken”

Ja zoiets! Volgens mij schreef ik daar al eens een blogje over, over dat woord 🙂
En volgens mij zijn alle boeken van Potok doordrongen van dat staren en uitkijken – daarom zijn ze ook zo mooi!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *