‘Trut,’ schreeuwde ik tegen de vrouw die plotseling afsloeg zonder haar hand uit te steken waardoor ik zelf uit de bocht vloog.
En ik was het zó niet van plan. Schelden in het verkeer.
Kinkerstraat
Ik herinner me Cairo, we hadden een appartementje aan een belangrijke verkeersader. Aan de overkant van de straat was een zaakje waar ze gegrilde kippen verkochten. ‘Ik haal wel even een kippetje,’ zei ik tegen mijn hongerige gezin. Twintig minuten later was ik terug. Zonder kip. Acht rijbanen onafgebroken verkeer, het was me simpelweg niet gelukt om over te steken. Daar denk ik regelmatig aan als ik mijn vuilniszak buitenzet aan de overkant van de straat. Vaak sta ik minutenlang te wachten tot ik eindelijk een gaatje zie tussen de fietsers. En die zakken maar zwaar zijn en stinken in mijn handen. De Haarlemmerstraat is erg, de Prins Hendrikkade ter hoogte van het Damrak erger en het allerengst is geloof ik de Kinkerstraat richting stad.
‘Je moet je in de stroom gooien,’ legde ik laatst uit aan een vriendin die alweer een tijdje weg is uit Amsterdam. Als je eenmaal in zo’n fietscolonne zit, ben je safe. Het gaat pas mis als iemand in zo’n colonne plotseling stopt of als er zich een domme toerist vóór gooit in een misplaatste poging om over te steken op een onmogelijk punt. Dan zijn de vloeken niet van de lucht.
Lichtkunst
Ik kwam terug in Amsterdam met het stelligste voornemen niet zo’n zeikfietser te worden, wat is er misgegaan? De keurige vrouw die ik net trut heb genoemd druipt ontredderd af.
Om de stress kwijt te raken fiets ik het laatste stuk over de Herengracht waar nu weer alle lichtkunstwerken boven het water hangen, heerlijk abstract en toverachtig. Ik stap af om een foto te maken – en schamp het meisje met de bakfiets achter me. ‘Uitkijken bitch!’ snauwt ze.