Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 5 (aan de stadsheksen)

Op de pont kom ik een collega tegen. ‘Ga je ook naar die uitverkochte voorstelling?’
Ik flap eruit: ‘Eigenlijk ga ik naar een heksenkring, vanwege de volle maan.’
De collega knikt, meteen stil.

Het is alweer een tijdje geleden, maar de uitnodiging was op een of andere manier blijven resoneren. ‘We vieren deze week de bloedmaan. Dit zijn de donkerste dagen. Hoe intiem kan de donkerte zijn?’

Acht doodstille gestaltes

Dus daar lig ik, in het pikkedonker, met acht andere vrouwen. Het donker in onszelf op te zoeken – dat is nog wel een klusje. Zoals hoort bij een heksenkring zijn er kaarsjes, koekjes, oude muziek. We gaan ook naar buiten, het ijskoude stadsbos in. Van het pad af, verder en verder. Eenzame fietsers en ook een paar dronken toeristen komen voorbij. Wat zien ze? Acht doodstille gestaltes, op verschillende plekken, bevroren tussen de bomen. Genoeg om ze nachtmerries te geven, denk ik. Maar wij staan daar sterk en gebaad in het maanlicht van de bloedmaan dat helderder en helderder lijkt te worden. Aan het eind drinken we samen port op een open plek en delen een paar geheimen.
Zijn we eng, gek? Nee hoor. Al die vrouwen zijn stuk voor stuk jong en hip (ik hoor bij de oudsten), met goede banen en leuke kleren. Wat ons bindt, is een liefde voor rituelen, voor een beetje magie in de gewoonheid van het leven. En we zijn sterk! Want verbonden met zoveel maanzusters over de hele wereld die zich op dit moment laven aan precies diezelfde maan.
Zie je, ik ga al helemaal in wiccajargon praten.

Ach, het heeft ook iets ontroerends. Zie ons daar nou toch noest naar de maan staan staren met zijn achten. Midden in het Vliegenbos, in de nacht, in de kou.

Één reactie op “Ode 5 (aan de stadsheksen)”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *