‘We moeten onze verhalen vertellen,’ zei de wethouder, ‘dat zal ons dichter tot elkaar brengen.’
Ze zei het bij de presentatie van Dit is mijn lovely leven.
De wethouder vertelde zelf ook een verhaal, meerdere verhalen zelfs. Hoe ze zelf naar Nederland was gekomen met haar ouders, vertelde ze. Hoe haar moeder met handen en voeten aan de slager probeerde duidelijk te maken dat ze die ene hele kip wilde. Geen varkensvlees natuurlijk. Hoe aardig de slager was en de kleine Touria en haar zusje aan het eind een dikke plak worst toestopte. Hoe ze zag dat haar zusje die plak blij in één hap in haar mond stak. Zelf hield Touria de worst heel raar vast, om het varkensvlees zo min mogelijk aan te raken. ’Altijd beleefd blijven,’ zei haar moeder zenuwachtig en pas buiten om de hoek mocht ze de worst aan een hond geven.
Dat soort verhalen had ik natuurlijk ook gehoord van de kinderen. Verhalen over pesten (‘in de pauze trokken ze de hoofddoek van mijn hoofd’), over het heerlijke leven als kind van een alleenstaande moeder (‘later wil ik dat ook, dat is zo gezellig’), over het fijne, veilige van het geloof (‘mijn liefste wens is een telefoon en dat ik naar het paradijs ga’).
Maar er was ook het verhaal van dat ene kind dat meegeschreven had aan het boek en dat plotseling niet mocht komen naar de presentatie omdat de moeder intussen mijn blog had gelezen en mij te vrij, te westers vond. Verhalen kunnen dus ook vernietigend werken.
Later we doorgaan met verhalen vertellen en – schrijven, soms tegen de klippen op.