Scheidingsblues. Daar had ik het over met een vriendin. En over levensblues in het algemeen.
Het is nu vijf jaar geleden dat mijn high school love en ik besloten te scheiden.
Stewardessenstraat
Vijf jaar is niks. Ik herinner me alles alsof het gisteren was. De pijn is wel veel zachter geworden. ‘Het is maar goed dat mensen geen geheugen hebben voor pijn, anders zou geen enkele vrouw een tweede kind willen,’ zei mijn verloskundige indertijd. Maar schrijvers houden van pijn, onderzoeken het, gebruiken het. Of in ieder geval, dat doe ik.
En nu surf ik de laatste dagen op de blues van een ander soort pijn die eerder een soort groeipijn is. Het besef dat de Anna uit het theater, de Anna die werd geconsumeerd door het moederschap, de Anna die over de wereld reisde en over al haar angsten heen sprong, de Anna die overvallen werd door heimwee op een berg in Spanje, de Anna die de dochter was van Maria uit de Flesseman, en, ja, de Anna die zich bij vlagen verloor in de liefde, dat die Anna op dit moment eigenlijk vooral Anna is.
Ik gebruik het woord “nooit” – nooit meer -, en de vriendin zegt dat dat woord net zoiets is als dood, niet-bewegen, dat je niet weet wat er allemaal nog op je pad… En terwijl ik dit opschrijf zie ik buiten een stewardess aankomen op weg naar huis, het wemelt in deze straat gek genoeg van de stewardessen.
Het is niet zozeer dat ik niet beweeg. Nu misschien wel meer dan ooit.
Deze foto maakte ik als snapshot in Vlissingen bij mijn lief, die enthousiast riep: ‘Een seagull shot, je hebt per ongeluk een seagull shot gemaakt.’