Bij het Tropenmuseum vroeg een Amerikaan (zwart, brilletje, niet onaantrekkelijk) me de weg naar het Oosterpark. Ik legde het uit en we liepen door. Maar toen kwam hij terug.
Heel beleefd en respectvol vroeg hij of ik beschikbaar was voor ‘wat ik maar wilde’. Iets leuks, iets groots, ik mocht het zeggen. En iets over dat hij had geleerd dingen gewoon maar te vragen.
Geweldige verhalen
Hier zijn geweldige verhalen over geschreven, dacht ik meteen. Fear of flying van Erica Jong, het boek uit mijn moeders boekenkast dat ook ik verslond: haar ‘ritsloze nummer’ zoals het in het Nederlands is vertaald over een kortstondige en anonieme ontmoeting. Of wat te denken van Een man uit Singapore van Renate Rubinstein, ook zo’n fascinerend verhaal in al zijn raarheid.
Nu zijn er ongetwijfeld vrouwen die regelmatig dit soort voorstellen krijgen van onbekenden, maar voor mij is het best uitzonderlijk. Zo’n moment waarop je even zicht krijgt op wat er allemaal nog meer mogelijk is, vergelijkbaar met de ontregelende gedachte die af en toe weer opduikt: ‘als ik nu eens naar Schiphol ga en gewoon het eerste beste vliegtuig neem, maakt niet uit waarheen’. En dan? Wat dan?
Ik vertelde de man dat ik me gevleid voelde, maar dat ik op weg was naar een verjaardagsfeest en daarnaast op romantisch gebied niet beschikbaar was. Hij vroeg nog even door en toen vervolgden we, vriendelijk glimlachend, onze wegen.
De vriendinnen aan wie ik het later vertelde waren enthousiast. ‘Een ontmoeting met een prins’ zei er een, een ander zei ‘Had mijn nummer doorgegeven.’ Ook J reageerde sympathiek. ‘Wat leuk’ appte hij op mijn relaas.
Maar dat vond ik dan wel weer wat kort door de bocht. Ik bedoel: ik had nogal wat laten schieten voor hem, toch?