Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Gezien

Ik dronk een spannend kopje koffie met iemand die werkt in de forensische psychiatrie.

In mijn nieuwe boek zit namelijk weer een traumatische gebeurtenis, en dan bedoel ik: heel traumatisch (denk moord).

Wapens

Ik kan de ergste dingen verzinnen. Er zijn genoeg inspirerende series en films en je komt natuurlijk een heel eind met gezond verstand. Maar research is alles.
Dus zat ik daar ineens met die man over mijn hoofdpersoon te praten alsof het een echt bestaand kind was. Nog leuker: hij reageerde ook bloedserieus. En ik bedacht ter plekke dat ik mijn plot moest aanpassen.
Daarna ging ik hem uithoren over zijn werk. Deze man rijdt dus op zijn fiets de hele stad door om met jongeren te praten die dat moeten van de rechter. Soms staat hij  eerst twintig keer voor de deur voor niks. Of dan regent het keihard en dan doet iemand eindelijk eens open: ‘Nou, vooruit dan maar.’ Zo wint hij langzaam het vertrouwen van het kind – en van de ouders. Ik vroeg of het werk veranderd was in de afgelopen twintig jaar en hij zei ja. Alles en iedereen verhardt, en de wapens worden steeds gevaarlijker. ‘Wat drijft jou?’ vroeg ik, omdat ik dacht dat je dan wel enorm positief moet zijn. Maar hij begon over het kind dat hij zelf vroeger was. Over niet-gezien worden. En dat dat de kern was van al die kinderen: ze werden niet gezien. Door hun ouders niet, door de leraren niet.

Ik denk dat ik daarom zelf ook al twintig jaar schrijf over kinderen. Om ze te zien.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *