(Dongola, km 44803 ) De thermometer in de auto staat al dagen op zijn maximum en dat is vijftig graden. Onze kleren plakken aan ons lijf, onze huid wordt juist droog (woestijn-beautytip: de rode lippenstiften van Lancome zijn lekker vet en smelten niet zo gauw), de meisjes hebben vuurrode hoofden en drinken de ene fles water na de andere. In de auto is het iets beter dan daarbuiten, hoewel de wind die binnenkomt soms zo heet is dat je beter je raam kunt sluiten.
Vanuit Nederland bereiken ons berichten over sneeuw en hoewel we dichterbij komen, voelt dat nu als het andere eind van de wereld. Kamelen in de sneeuw. (‘Hoe zonderling’ zegt Annie MG Schmidt in mijn hoofd).
Alles is woestijn. Ik mis het Afrika van de vrouwen met blote borsten in de rivier, van de regenwouden, de meren, de bergen. Hier zijn geen loslopende giraffen of olifanten, hier hoor je ’s nachts de leeuwen niet brullen en de hyena’s niet huilen, en je hoeft ook niet bang te zijn dat de aapjes er met je spulletjes vandoor gaan.
Geloof
(Gonder, km 43703 )
Er staat een groep Ethiopische mannen rond de auto. Ze hebben hun ogen gesloten, de oudste prevelt zangerig voor zich uit. Hun handen zijn gevouwen, ze bidden. Voor Zeerover.
De auto staat inderdaad griezelig scheef op de rand van een berg. Er was plotseling een enorm gat in de weg (die toch al vol lag met zand, scherpe stenen en rotsblokken) en nu kunnen we niet verder. Niet omhoog: de banden draaien zich alleen maar steeds vaster in het stenengruis. Maar achteruit gaat ook niet, dan storten we de berg af. We krijgen er acuut ellendige Mauritanie-herinneringen van en willen absoluut geen enkel risico nemen met onze zwaarbeladen auto, ons huis. Pogingen van de mannen uit een naburig dorpje om de 2500-kilo zware auto een stukje op te schuiven, zijn inmiddels jammerlijk mislukt. Wat nu? Bidden!
Indianen!
(Arba Minch , km 42355 )
Grote veren in hun haar. Kraaltjes en kettingen op hun blote huid. Verfstrepen. Gewikkeld in dierenvellen… zo dacht ik vroeger altijd dat Indianen eruitzagen. Maar dat waren dus eigenlijk de stammen van Zuid Ethiopie. De Hammer, de Banna, de Ari – nergens ter wereld leven zoveel verschillende volken zo dicht bij elkaar in één vallei (en de bergen eromheen).
We bezoeken een paar markten, elke dag een andere, en ik voel me wel een beetje alsof het een of andere voor-oorlogse freak show op Coney Island is, waar wij als keurige westerlingen ons lopen te vergapen aan al die versierde lichamen. Maar gelukkig zijn wij voor al die stammen net zo exotisch als zij voor ons. Terwijl Ilco eindeloos foto’s maakt, gillen de vrouwen het uit als ze Dunya zien. Iedereen wil haar optillen en voelen aan de blonde haren van de meisjes. Is het echt? Hoe kan dat? En zo zacht! Vrouwen kussen Chaia’s hand. En prachtige jonge strijders, die in vol ornaat rondlopen met een soort verlegen trots, bieden om het hardst bij Ilco om Bloem’s hand.
Als het twaalf uur is in Ethiopie…
(Moyale, km 41300)
De zwarte stenenwoestijn zindert in de zon. Op het laatst zijn er geen dorpjes meer, alleen nog maar Samburu-strijders met roze veren op hun hoofd. Het zijn kamelenherders; er zijn grote kuddes op de weg, wel meer dan honderd.
Stuiterend over het wasbord komen we dan eindelijk Ethiopië binnen. Als we de meegebrachte fles cola openmaken, spuit het water als een fontein omhoog. Maar de auto geeft geen krimp en er komt maar één piepklein gaatje in de band. Het eerste deel van de oversteek door de woestijn is gelukt!
De grens loopt dwars door de stad. Aan de Keniase kant is die stoffig en vies. Maar in Ethiopie ligt er asfalt. Er zijn straatlantaarns, vrolijk geschilderde huizen, terrasjes met patio’s en bougainville. Overal bomen. Een bank en een internetcafé. Wij had dat nou gedacht van dit Live Aid ellendeland? En wie wist dat Ethiopie het land is waar de koffie, de pizza en de eerste mensen vandaan komen? Ik niet in elk geval.
We nemen het duurste hotel van de stad (tien euro) en proberen het zand en stof van ons af te spoelen met een douche die voortdurend schokken geeft als je eronder staat. Er blijft maar roestbruin water van ons afkomen, ik ben bang dat we nooit meer echt schoon worden.
De poort
(Isiolo, km 40750)
Ik zit bij een kampvuur op een verlaten camping in de bergen van Noord Kenia.
Het is een lange tocht geweest, van Rwanda via Tanzania en door de Rift Vallei, die verrassend prachtig was. Kuddes nieuwsgierige giraffen om onze auto!
In Nairobi haalden we gisteren nog snel een visum voor Ethopie bij de ambassade naast het hotel waar op dit moment Kofi Annan vredesonderhandelingen aan het voeren is. Zijn gezicht prijkt op alle kranten, overal zitten de mensen voor de tv om het laatste nieuws te horen. Tegelijkertijd gaat alles ook gewoon door: mannen in pak verdwijnen in grote kantoren, en de lange, scherp naar koeienvet riekende, Masai valt in de bus rustig tegen mij aan in slaap.
Vandaag overal blije mensen. Het vredesaccoord is eindelijk getekend. De oorlog is voorbij! ‘Now we continue in the spirit of healing,’ zegt Annan.
Hollands Dagboek: jarig in Rwanda
(Kigali, km 39000)
Zaterdag
Omdat nu ook onze creditcard misbruikt is, moeten we eerst langs de Western Union, waar die lieve Catherine gisteravond geld naar toe heeft gestuurd en met een dik pak van zo’n slordige miljoen Rwandese francs verlaten we de hoofdstad.
Over een prachtige weg, gemaakt door Chinezen, bereiken we het Kivumeer. Onderweg lunchen we, omringd door zo’n veertig kinderen die ons bijna verpletteren met hun nieuwsgierigheid. Toeristen komen hier nooit. Een meisje spreekt een beetje Engels. “Are you Chinese?” vraagt ze aan Ilco.
We slapen in een soort conferentieoord van de kerk, met prachtig zicht op het meer. Het is nog niet makkelijk om een kamer te krijgen, zo vol zit het met ontwikkelingsorganisaties. Op dit moment heeft het “Tear Fund” bijna alle kamers in gebruik.
Zondag
We varen met een groepje lieve Rwandese homo’s (van het christelijke World Vison) mee naar een eilandje in het meer. Geen toeristen betekent ook geen tourist traps: gewoon een lief eilandje met een volleybalnet en iets verderop, tot groot plezier van de meisjes, een aap aan een touwtje.
’s Avonds eten we nijlbaars – alweer. Chaia baalt: “Wanneer kook jij nou weer eens, papa?” Maar kamperen doet niemand in Rwanda.
Hotel Rwanda
(Kigali, km 37700 )
Do you know
Where you’re going to
Do you like the things that life is showing you
Where are you going to…
Dat zingt Diana Ross in de Landrover als we uit Kampala wegrijden.
Meestal laat het leven zich op onze reis van zijn meest geweldige kant zien. Ook nu weer: we slapen onder een opkomend maantje aan het Victoriameer en worden gewekt door het gezang van allemaal vreemde tovervogels. Aapjes springen vlak voor de auto opzij.
Het lot stuurt ons naar Rwanda. De weg erheen voert door de bergen en langs thee- en eindeloze bananenplantages. Rwanda wordt ook wel het land van de duizend heuvels genoemd en wij zien ze allemaal. We zijn weer op reis, we zijn gelukkig.
Maar dat is niet wat het leven ons nu wilde laten zien. Rwanda is niet alleen die heuvels en de exotische locatie van de film Gorillas in the mist.
Slalommen tussen de conflicten
(Kampala, km 37700) De tekst van het weblog is deze week geschreven door Ilco.
Een Luo in het Witte Huis
Met enig geluk krijgen de Verenigde Staten dit jaar voor het eerste een zwarte president: Obama. Wij zouden daar zéér voor zijn, vooral ook vanwege zijn progressiviteit (maar misschien biedt dit ook ruimte voor toekomstige witte presidenten in Afrika?)
Obama heeft een Keniaanse vader van de Luo stam. Juist, dezelfde stam als van Odinga, die oppositieleider die in Kenia de verkiezingen gewonnen had, maar toch buiten de macht wordt gehouden. Zoals de Kikuyu dat al tientallen jaren met de Luo doen, wat de huidige etnische ontploffing verklaart. In Kenia maakt men er wrange grappen over: waarschijnlijk krijgt Amerika nog eerder een Luo als president dan Kenia zelf …
Ondertussen zitten wij wel mooi vast in Uganda. Bij vrienden in Kampala, dus dat is zeker geen straf, maar waar moeten we naar toe? Hoe komen we verder? In Kenia zijn binnen een maand na de verkiezingen meer dan 1000 mensen vermoord. Luo’s staken zelfs een kerk in brand, die vol zat met vrouwen en kinderen van de Kikuyu stam. Ook Ugandezen zijn niet veilig, omdat de Ugandese president Museveni de Kikuyu president als eerste met zijn ‘overwinning’ had gefeliciteerd. Alle grote wegen zijn door illegale road blocks onbegaanbaar gemaakt, geen enkele toerist reist nog door Kenia. Verzekeringen betalen niets uit, ambassades ontraden ieder bezoek ten stelligste, Kenia is No Go area.
Groot en klein
(Kampala, km 37700) In Uganda wonen nog een paar pygmeeën en Ilco had ineens een enorme fascinatie gekregen voor dit oeroude bergvolkje van kleine mensjes.
Dus wij naar de pygmeeën.
Met een gids en –op zijn aanraden – een zak meel, een zak bonen en een enorm brok zeep. Om uit de delen – we leken wel Ophrah Winfrey: in de winter gezellig met cadeautjes naar Afrika.
Maar de pygmeeën waren er blij mee en ze waren duidelijk een stuk minder ongemakkelijk met de situatie dan wij (of ik, Ilco liep vrolijk te fotograferen). We mochten hun piepkleine huisjes zien met hun piepkleine bedjes, waar ze met z’n allen staand in sliepen. En ze gingen voor ons dansen, want pygmeeën, weet ik nu, dansen een paar uur per dag.
Het is een van de weinige dingen die nog over zijn van hun oude cultuur. Verjaagd uit de bergen, verkocht aan circussen, vergeten bij de instelling van de nationale parken… maar dansen doen ze nog steeds. Van honderdjarige opa’s tot peuters die amper kunnen lopen, iedereen danst en zingt. Oma’s trommelen mee op lege jerrycans en stoere jongens spreiden hun armen en zakken door hun benen als Zorba de Griek. Zelfs de hele lange weg terug naar onze auto worden wij nog begeleid door een feestelijke escorte van dansende mannetjes.
No one loved gorillas more
(Kabale, km 36612 ) Er zijn op de hele wereld nog minder dan duizend berggorillas over en dat die er nog zijn, komt door Dian Fossey. Deze enorm stoere vrouw reed met haar Landrover Lilly dwars door het regenwoud van midden Afrika op zoek naar de laatste berggorillas. Ze werd vrienden met ze en vocht tegen het grootste gevaar: de stropers. Die uiteindelijk ook haarzelf fataal werden, want middenin haar strijd werd ze vermoord. Haar hele verhaal is verfilmd – Gorillas in the mist – en nu komen er rijke toeristen zoals wij die laatste gorillas in het wild bezoeken (en zo de strenge rangers en onderzoekers financieren).
“No one loved gorillas more” staat op het graf van Dian Fossey. We slapen in het hotel waar zij ook sliep als ze voorraden moest inslaan of als ze weer eens werd verdreven door rebellen of stropers.
Laatste reacties