(Cairo, km 48073)
Over onze tocht van Luxor naar Cairo deze week zijn twee verhalen te vertellen. Het eerste verhaal gaat over rennen van zandduinen en rollen door een reuze-zandbak. Over toverachtige landschappen in de Witte Woestijn die eruitzien alsof ze bedekt zijn met grote kwakken lobbige slagroom en die in het licht van de nieuwe maan veranderen in een spooklandschap waar wij met ons tentje de enige levende wezens zijn. Over stilte. Over luchtspiegelingen en echte oases met duizend palmbomen en kamelen. Over middeleeuwse oasedorpjes waar de tijd heeft stilgestaan en de smid zijn gereedschap timmert in het vuur en de molenaar de stenen maalsteen ronddraait, altijd maar rond. Over baden in hete zwavelbronnen bij het licht van de sterren. En natuurlijk over imposante tempels en graftombes voor farao’s en sfinxen zo groot als twintig olifanten.
Fata Morgana
(Aswan, km 46373)
We zijn de wereld van 1001 nacht binnengekomen.
Na het eindeloze niks van de woestijn is Egypte als een kerstboom met teveel ballen. Letterlijk: heel Aswan is uitgelicht, de moskee groen, de zandheuvels goud. Er is een toverachtige souq vol muiltjes, glinsterende buikdans-sjaals, waterpijpen en vreemde specerijen. Ons hotel (met een echte douche en 24 uur elektriciteit) ligt aan de Nijl. Je kunt er met een feluca vaartochtjes maken, gewoon voor je plezier, en de cruiseboten liggen drie rijen dik. Toeristen – we knipperen met onze ogen maar ze verdwijnen niet. Ze zijn groot, wit en bloot en lopen over de souq alsof ze die persoonlijk in bezit hebben. Gelukkig nodigen Egyptische vrienden ons uit in het dorp van hun Nubische familie. Dat kennen we! We nemen voor de zekerheid wc-papier mee, en brood en tomaten.
In de Nubische woestijn
(Aswan, km 45723 )
De weg naar het noorden loopt langs de Nijl, met overal palmoases en kleine dorpjes. Kompas op schoot, Nijl links, wie heeft er GPS nodig?
Totdat de weg afbuigt, de Nubische woestijn in. ‘Weg’ is een groot woord, het gaat hier om sporen in het zand. Gelukkig is er een vrachtwagenchauffeur die dezelfde kant op gaat. ‘Rij maar achter mij aan.’ We volgen de stofwolk door de onmetelijke vlakte van zand en rotsen. De zon zakt al een beetje, alles is licht en wijd, alsof je een verrekijker op scherp stelt.
Dan stopt ineens de vrachtwagen. De chauffeur stapt uit met een ongelukkig gezicht. ‘Crazy,’ zegt hij en wijst op zijn hoofd. We lachen. Totdat we begrijpen dat we verdwaald zijn.
Kamelen in de sneeuw
(Dongola, km 44803 ) De thermometer in de auto staat al dagen op zijn maximum en dat is vijftig graden. Onze kleren plakken aan ons lijf, onze huid wordt juist droog (woestijn-beautytip: de rode lippenstiften van Lancome zijn lekker vet en smelten niet zo gauw), de meisjes hebben vuurrode hoofden en drinken de ene fles water na de andere. In de auto is het iets beter dan daarbuiten, hoewel de wind die binnenkomt soms zo heet is dat je beter je raam kunt sluiten.
Vanuit Nederland bereiken ons berichten over sneeuw en hoewel we dichterbij komen, voelt dat nu als het andere eind van de wereld. Kamelen in de sneeuw. (‘Hoe zonderling’ zegt Annie MG Schmidt in mijn hoofd).
Alles is woestijn. Ik mis het Afrika van de vrouwen met blote borsten in de rivier, van de regenwouden, de meren, de bergen. Hier zijn geen loslopende giraffen of olifanten, hier hoor je ’s nachts de leeuwen niet brullen en de hyena’s niet huilen, en je hoeft ook niet bang te zijn dat de aapjes er met je spulletjes vandoor gaan.
Geloof
(Gonder, km 43703 )
Er staat een groep Ethiopische mannen rond de auto. Ze hebben hun ogen gesloten, de oudste prevelt zangerig voor zich uit. Hun handen zijn gevouwen, ze bidden. Voor Zeerover.
De auto staat inderdaad griezelig scheef op de rand van een berg. Er was plotseling een enorm gat in de weg (die toch al vol lag met zand, scherpe stenen en rotsblokken) en nu kunnen we niet verder. Niet omhoog: de banden draaien zich alleen maar steeds vaster in het stenengruis. Maar achteruit gaat ook niet, dan storten we de berg af. We krijgen er acuut ellendige Mauritanie-herinneringen van en willen absoluut geen enkel risico nemen met onze zwaarbeladen auto, ons huis. Pogingen van de mannen uit een naburig dorpje om de 2500-kilo zware auto een stukje op te schuiven, zijn inmiddels jammerlijk mislukt. Wat nu? Bidden!
Indianen!
(Arba Minch , km 42355 )
Grote veren in hun haar. Kraaltjes en kettingen op hun blote huid. Verfstrepen. Gewikkeld in dierenvellen… zo dacht ik vroeger altijd dat Indianen eruitzagen. Maar dat waren dus eigenlijk de stammen van Zuid Ethiopie. De Hammer, de Banna, de Ari – nergens ter wereld leven zoveel verschillende volken zo dicht bij elkaar in één vallei (en de bergen eromheen).
We bezoeken een paar markten, elke dag een andere, en ik voel me wel een beetje alsof het een of andere voor-oorlogse freak show op Coney Island is, waar wij als keurige westerlingen ons lopen te vergapen aan al die versierde lichamen. Maar gelukkig zijn wij voor al die stammen net zo exotisch als zij voor ons. Terwijl Ilco eindeloos foto’s maakt, gillen de vrouwen het uit als ze Dunya zien. Iedereen wil haar optillen en voelen aan de blonde haren van de meisjes. Is het echt? Hoe kan dat? En zo zacht! Vrouwen kussen Chaia’s hand. En prachtige jonge strijders, die in vol ornaat rondlopen met een soort verlegen trots, bieden om het hardst bij Ilco om Bloem’s hand.
Als het twaalf uur is in Ethiopie…
(Moyale, km 41300)
De zwarte stenenwoestijn zindert in de zon. Op het laatst zijn er geen dorpjes meer, alleen nog maar Samburu-strijders met roze veren op hun hoofd. Het zijn kamelenherders; er zijn grote kuddes op de weg, wel meer dan honderd.
Stuiterend over het wasbord komen we dan eindelijk Ethiopië binnen. Als we de meegebrachte fles cola openmaken, spuit het water als een fontein omhoog. Maar de auto geeft geen krimp en er komt maar één piepklein gaatje in de band. Het eerste deel van de oversteek door de woestijn is gelukt!
De grens loopt dwars door de stad. Aan de Keniase kant is die stoffig en vies. Maar in Ethiopie ligt er asfalt. Er zijn straatlantaarns, vrolijk geschilderde huizen, terrasjes met patio’s en bougainville. Overal bomen. Een bank en een internetcafé. Wij had dat nou gedacht van dit Live Aid ellendeland? En wie wist dat Ethiopie het land is waar de koffie, de pizza en de eerste mensen vandaan komen? Ik niet in elk geval.
We nemen het duurste hotel van de stad (tien euro) en proberen het zand en stof van ons af te spoelen met een douche die voortdurend schokken geeft als je eronder staat. Er blijft maar roestbruin water van ons afkomen, ik ben bang dat we nooit meer echt schoon worden.
De poort
(Isiolo, km 40750)
Ik zit bij een kampvuur op een verlaten camping in de bergen van Noord Kenia.
Het is een lange tocht geweest, van Rwanda via Tanzania en door de Rift Vallei, die verrassend prachtig was. Kuddes nieuwsgierige giraffen om onze auto!
In Nairobi haalden we gisteren nog snel een visum voor Ethopie bij de ambassade naast het hotel waar op dit moment Kofi Annan vredesonderhandelingen aan het voeren is. Zijn gezicht prijkt op alle kranten, overal zitten de mensen voor de tv om het laatste nieuws te horen. Tegelijkertijd gaat alles ook gewoon door: mannen in pak verdwijnen in grote kantoren, en de lange, scherp naar koeienvet riekende, Masai valt in de bus rustig tegen mij aan in slaap.
Vandaag overal blije mensen. Het vredesaccoord is eindelijk getekend. De oorlog is voorbij! ‘Now we continue in the spirit of healing,’ zegt Annan.
Hollands Dagboek: jarig in Rwanda
(Kigali, km 39000)
Zaterdag
Omdat nu ook onze creditcard misbruikt is, moeten we eerst langs de Western Union, waar die lieve Catherine gisteravond geld naar toe heeft gestuurd en met een dik pak van zo’n slordige miljoen Rwandese francs verlaten we de hoofdstad.
Over een prachtige weg, gemaakt door Chinezen, bereiken we het Kivumeer. Onderweg lunchen we, omringd door zo’n veertig kinderen die ons bijna verpletteren met hun nieuwsgierigheid. Toeristen komen hier nooit. Een meisje spreekt een beetje Engels. “Are you Chinese?” vraagt ze aan Ilco.
We slapen in een soort conferentieoord van de kerk, met prachtig zicht op het meer. Het is nog niet makkelijk om een kamer te krijgen, zo vol zit het met ontwikkelingsorganisaties. Op dit moment heeft het “Tear Fund” bijna alle kamers in gebruik.
Zondag
We varen met een groepje lieve Rwandese homo’s (van het christelijke World Vison) mee naar een eilandje in het meer. Geen toeristen betekent ook geen tourist traps: gewoon een lief eilandje met een volleybalnet en iets verderop, tot groot plezier van de meisjes, een aap aan een touwtje.
’s Avonds eten we nijlbaars – alweer. Chaia baalt: “Wanneer kook jij nou weer eens, papa?” Maar kamperen doet niemand in Rwanda.
Hotel Rwanda
(Kigali, km 37700 )
Do you know
Where you’re going to
Do you like the things that life is showing you
Where are you going to…
Dat zingt Diana Ross in de Landrover als we uit Kampala wegrijden.
Meestal laat het leven zich op onze reis van zijn meest geweldige kant zien. Ook nu weer: we slapen onder een opkomend maantje aan het Victoriameer en worden gewekt door het gezang van allemaal vreemde tovervogels. Aapjes springen vlak voor de auto opzij.
Het lot stuurt ons naar Rwanda. De weg erheen voert door de bergen en langs thee- en eindeloze bananenplantages. Rwanda wordt ook wel het land van de duizend heuvels genoemd en wij zien ze allemaal. We zijn weer op reis, we zijn gelukkig.
Maar dat is niet wat het leven ons nu wilde laten zien. Rwanda is niet alleen die heuvels en de exotische locatie van de film Gorillas in the mist.
Laatste reacties